top of page

Some poems

331.

Bezwijk in het drijfzand;

Verlies je verstand
Aan vreemde kusten
En vraag je af
Waar je bent beland,,,

Diep in de
Randen van je wezen
Vind je jezelf;

Je hebt
Je pezen

Doorgesneden

Wat probeer 

Je te bewijzen?

Dat je wel 

Kan lopen,

En toch 

Stil blijft staan?

Waar sta je naar 

Te staren??

Daar is niets;

Er is niets 

Te zien

Er is niets 

Te zijn

Hier;

Probeer het nou maar niet.

Straks wordt je nog

Iets dat je niet wil zijn

Zal je altijd worden,

307.

Vanochtend stond het in de krant

Alsof de bliksem insloeg:

"Winter moet wijken voor zachte lucht"

Uiteindelijk ademen we, zuchten we, 

En blijven allen op de vlucht

Voor winterwolken,

Die man op de trein die te laat kwam.

Die te veel plek in nam.

Die te luidruchtig kuchte.

Men kijkt toe.

Wij zwijgen.

Wij lezen de krant.

Wij staren uit het raam,

Verzonken in gedachten.

Om eeuwig op zoek te gaan naar

Blauwe hemels,

Zomervlucht.

Warme regen,

Zachte lucht.

 

294.

Nachtlicht ligt op de lucht als Nederlandse regen,
Waar ik vrede heb gekregen,
Dáár is de wereld nog zacht.

Wachtend op wachters om te waken door de nacht
Dacht ik te kunnen slapen.
Maar ik was nog wakker toen het daglicht kwam kraken.

Ik was losgeslagen, vreemd,
Versleten, ontheemd,


Maar in de duizelende dagen
Zijn duizende vragen

Stuk voor stuk volkomen versteend.

 

Nu voel ik onvrijheid omdraaien
En rust waaien over langvergeten kust.
En ik hoef niet meer te weten.
En al mijn branden zijn geblust.
Nu sta ik overal en nergens

En vertrouw mijn voeten om te gaan;

Ik kan hier eeuwig blijven staan.

279.

En dan zit je daar te zijn;
In stilte weg te kwijnen.
En als je in jezelf verdwijnt

Verschijnt dat niet aan ons.

Wij: zij die zich buiten je schedel begeven.
Wij die jou niet zien bewegen.
Wij die jou niet zien vergaan, té ver gaan,
Maar gewoon zien zitten.
Weet: wij zien je zitten.

Vergeet alles wat je tracht te weten.
Wat onder je zolen hangt
En je mee loopt te slepen.
Wees werkelijk met je bloten voeten in het zand
En je hoeft je niet te meten;
Te smeken om bestaansrecht;
Zin te smeden;
Niks anders te zijn dan je bent.
Niks anders te weten dan Nu.

270.

Het kan niet;

Ik heb nog niets gevonden.

'K ben alweer verslonden 

In de krochten van mijn worden,

In het verbazen van mijn zijn.

En ik zit hier om alleen te grijnzen

Naar de leegte;

Tussen de geesten;

Alleen in een versleten verleden

Vergeten te zijn;

Gebonden te worden.

 

Laat de wereld dan maar klein.

Verloren, nee, op reis.

Herboren.

Gij verstoort mij niet… alleen.

242.

Arithmetic in Time,
Tickin’ bone 

Into limestone,

Into dust.
Tick. Tock.

You haven’t the spine to 

Crush the Clock.

You let the Hours
Run amok

Though you’re not among them.
Time left you behind
A long time ago.

229.

Waar sta jij tegenover mij, straks,

In de onbepaalde diepste diepten van de Nacht,

Waar slechts gevoel en geweten tracht te denken.

 

Is de wereld nu nog zacht,

In de losgeslagen, onvervulde lusten, in de Dag,

Waar enkel imposante expositie smacht te schenken.

216.

Sounds twirling, sparking

A quiet revolution

But leaving nothing

bottom of page